Vrouwen in institutioneel Pensioen

ViiP: quotum van 30% vrouwen is nodig

door Maarten van Wijk - PensioenPro

Pensioenfondsbesturen moeten een aandeel van tenminste 30% vrouwen opnemen. Afdwingen kan via ‘naming and shaming’, maar als dat niet lukt, is een wettelijk quotum aangewezen.

Dat zeggen Marjon Brandenbarg en Larissa Gabriëlse, voorzitter en vice-voorzitter van netwerkorganisatie ViiP (Vrouwen in institutioneel pensioen). ‘De druk met de zachte hand werkt niet. We moeten nu echt de volgende stap zetten’, aldus Brandenbarg. Met name bij herbenoemingen moet meer naar diversiteit gekeken worden, stelt zij. ‘Anders komen we er niet.’

Waarom is dit nodig?
Brandenbarg: ‘De pensioensector is al jaren bezig met diversiteit, maar zit pas op 15% vrouwen in het bestuur, terwijl veel fondsen niet eens één vrouw in het bestuur hebben. De helft van de mensheid bestaat uit vrouwen. Alleen daarom al moet hun vertegenwoordiging beter.’

Gabriëlse: ‘Daarnaast hebben mannen en vrouwen gemiddeld genomen vaak andere perspectieven en vaardigheden. Een bestuur heeft diversiteit nodig, om de onderwerpen uit verschillende hoeken te kunnen bekijken. Je kan het niet af met mensen die allemaal op elkaar lijken. Zeker niet als we willen innoveren en draaien naar een toekomstbestendig stelsel.’

Waarom 30%?
Brandenbarg: ‘In de huidige Code Pensioenfondsen staat een minimum van één vrouw. Dat is wel erg mager. Die 30% is een haalbaar en acceptabel streven en uiteraard moeten er dan ook 30% mannen zijn. Stel je fonds heeft zes bestuurders, dan moet je twee vrouwen hebben en twee mannen. Voor de overige twee posten kan het beide kanten uit. Eigenlijk zou 50% voor beide seksen mooier zijn, maar als je dat oplegt, wordt het te rigide.’

Hoe is dit af te dwingen?
Gabriëlse: ‘Er wordt nu jaarlijks gekeken, in hoeverre er voldaan is aan de Code. Maar de namen van fondsen die niet voldoen aan de diversiteitseis, worden nu niet gepubliceerd. Je kunt ermee beginnen, dat wél te doen voor deze eis van 30%. Met dekkingsgraden gebeurt het al. Fondsen vinden het niet leuk om daarmee in de publiciteit te komen.’

En als dat niet werkt?
Brandenbarg: ‘Dan moet er wat ons betreft een wettelijke eis komen. Zoals bekend wordt daar al over gesproken in de Tweede Kamer. En de overheid denkt ook over een vrouwenquotum van dertig procent voor grote bedrijven. Als dat er komt, kan de pensioensector helemaal niet achterblijven. Maar je moet als sector eigenlijk willen voorkomen, dat de overheid je daartoe dwingt.’

Jaarcongres ViiP
Morgen, donderdag 12 april, vindt het jaarcongres van ViiP plaats in Den Haag. Het thema is duurzaamheid, met als invalshoeken onder meer duurzaam beleggen, duurzaamheid en de maatschappij, duurzame inzetbaarheid bij het werk en tot slot ‘persoonlijke duurzaamheid’ – in dat laatste kader wordt onder meer een mindfullness-workshop gegeven. Sprekers zijn onder meer Inge van den Doel (PMT), Karlijn van Lierop (MN) en Herman Wijffels (hoogleraar duurzaamheid en maatschappelijke verandering).

Waarom lukt het tot nu toe niet?
Gabriëlse: ‘Mensen hebben de neiging om, als ze een nieuwe collega zoeken, die te spiegelen aan zichzelf. Ze zoeken in het eigen netwerk en komen zo vaak uit op iemand met vergelijkbare achtergrond, vaardigheden of sekse. Je komt daar vanaf door professionele procedures: heldere functieprofielen, breed zoeken en een vrouw in de benoemingscommissie. Er zijn speciale bureaus die je kunt inschakelen. En ViiP kan ook vacatures delen in haar netwerk.’

Brandenbarg: ‘Wat het ook complex maakt is, dat een vacature niet zomaar kan worden opgevuld, maar dat je altijd rekening te houden hebt met een afspiegeling van gremia. Daarom moeten sociale partners ook verantwoordelijkheid nemen. FNV slaagt er bijvoorbeeld goed in om vrouwelijke bestuurders te benoemen bij bedrijfstakpensioenfondsen.’

Is het niet al moeilijk genoeg om mensen te vinden? Met name opf’en heffen zichzelf momenteel op, omdat ze geen bestuurder kunnen vinden. Gabriëlse: ‘Ik denk dat opf’en hun vacatures makkelijker zouden invullen, als ze voldoende investeren in opleiding én in het vrijmaken van de mensen voor het bestuurswerk. Fondsbestuur wordt nog te vaak als bijbaan gezien, die je naast je gewone werkweek moet doen. Dus dat betekent overwerk. Ik kan me voorstellen dat dit voor vrouwen vaker een hobbel is dan voor mannen.’

‘Wat opf’ en zouden kunnen overwegen, is om met meer externe bestuurders te werken, als er binnen het bedrijf geen mensen zijn. De geschikte vrouwen zijn er heus wel. Ze werken volop in de sector. In de pensioenadvocatuur en communicatie zijn er veel, maar er zijn ook de nodige vrouwelijke actuarissen, risicomanagers, compliance-officers, etc etc. Ons netwerk ViiP telt al driehonderd vrouwen. En dan is er nog een breder netwerk, Women in financial services, Wifs, waar fondsen ook uit kunnen putten.’

Hoe snel is die 30% haalbaar?
Brandenbarg: ‘Op een ding wil ik nadruk leggen: herbenoemingen. Als we puur wachten tot mensen weggaan, om daarna vrouwen aan te stellen, komen we er niet. Daarom moet het niet langer vanzelfsprekend zijn dat als iemands termijn afloopt, er wordt gevraagd: ‘‘wil je door?’’ Bij aflopen van de termijn moet nadrukkelijk geëvalueerd worden of er voldoende diversiteit in het bestuur is en wat de vrijkomende positie daarvoor kan betekenen.’

Hoeveel vertrouwen heeft u na al deze jaren dat binnenkort alsnog gaat lukken? Gabriëlse: ‘Het geloof moet er zijn, dat dit goed en nodig is. De top moet dat ook uitdragen. Dan lukt het. Anders niet.’

Brandenbarg: ‘Het kan wel: kijk maar naar de besturen van apf’en en de nieuwe raden van toezicht die in 2018 zijn opgericht. Daar is men met een schone lei begonnen. Nu moeten nog de gewoontes in bestaande besturen worden doorbroken.’

Artikel is eerder verschenen op PensioenPro.